ToldUntold #8 Hoe ik informant voor de geheime dienst werd

Fragmenten uit een brief die we ontvingen in februari 2016

Mijn vader overleed toen ik dertien was, mijn moeder werkte in een magazijn. Ze besloot mij en mijn broer tot aan het eindexamen te begeleiden, maar daarna zouden we op eigen benen moeten staan. Het eerste lesuur van mijn eerste dag op de middelbare school heb ik altijd onthouden. Elke scholier kreeg een aanmeldingsformulier voor ČSM (Tsjechoslowaakse unie van jongeren[1]) voor zijn neus en moest dit van professor K. invullen. Het tweede jaar begon met een aanmeldingsformulier voor het verkrijgen van de Fučík-insigne[2]. We moesten bepaalde boeken lezen zoals Duisternis van Jirásek, De Ridder met de gouden ster op zijn voorhoofd van de een of andere Sovjet-Rus en van een andere Cement. In het derde jaar werden we lid van de Unie voor Tsjechoslowaakse-Soviet vriendschap. Waarvoor we ons in het laatste schooljaar inschreven weet ik niet eens meer.

Na het eindexamen kreeg ik een baan voor 960 kronen per maand, de meisjes voor 660. In het najaar moesten we voor twee jaar verplicht het leger in. Naast de trainingen werden we gehersenspoeld om de ideeën over te nemen over het imperialisme, het wereldkamp van vrede, over het socialisme dat een derde uitmaakt van de wereld, over godsdienst dat het opium zou zijn van de mensheid (volgens Marx, geloof ik) en zo voort. Eén keer per week mochten we onder een warme douche, we kregen geen vakantie en werden ongelofelijk veel gepest en vernederd.

In het tweede jaar in het leger ben ik gaan nadenken over wat ik na mijn diensttijd zou gaan doen. Mijn broer liet weten dat hij na zijn eindexamen van plan was om te gaan studeren en ondertussen een baantje aan zou nemen. Ik besloot hetzelfde te doen. Als je in die tijd wilde studeren, moest je een aanbeveling hebben van hogergeplaatst lid van de communistische partij: de directeur van je middelbare school, je of van de commandant als je in het leger zat. Ik regelde een aanmeldingsformulier, vulde het in en ging naar commandant V. Die verwelkomde me met de vraag: “En heeft u, kameraad H., nagedacht over partijlidmaatschap?” “Dat niet,” zei ik. “Doe dat dan maar”, zei hij. Drie dagen later meldde ik me bij hem opnieuw. “Hebt u er al over nagedacht?” Ik zei: “In de krant las ik, dat de communistische partij de allermeest bewuste voorhoede is van de arbeiders klasse, en dat kan ik op mijn twintigste toch niet zijn.” “Wees niet bang, de partij zal je helpen.” Maar waarom kan de partij zichzelf, verdorie, niet helpen, vroeg ik me af. Een week later zat ik weer bij kolonel V. en hij zei: “Kameraad H.,” en liet me twee formulieren zien, “als u hier tekent, teken ik daar,” en hij wees me op het formulier voor mijn studie. Ik was vastberaden te gaan studeren en tegelijk geld te verdienen, dus heb ik maar pragmatisch besloten, dat als zo’n partij haar leden door chantage wierf, dan had ik mijzelf niets te verwijten en dus ondertekende het formulier. Hij ook.

Nadat ik mijn studie had afgerond, ben ik gaan werken. Drie maanden later werd ik opgeroepen voor een militaire oefening in Milovice. Daar boden twee werknemers van de verkenningspatrouilles me een baan aan om economische analyses te maken over het kapitalisme, misschien wel bij een internationale organisatie zoals de UN. Ik moest een formulier invullen van misschien wel dertig pagina’s, een hoop vragen dus. De laatste was: Heb je nog iets toe te voegen waar niet naar is gevraagd? Ik schreef dat ik nooit iets te maken wilde hebben met wapens. Een week later kwamen ze weer naar mij toe en vertelden me dat ik helaas niet voor ze zou kunnen werken. Een hoofdambtenaar van de partij zei, dat het werk veeleisend zou zijn en mijn akkoord ‘onvoorwaardelijk’ moest zijn. Alsnog stond ik waarschijnlijk wel goed bij ze bekend, waar ik later nog veel aan heb gehad.

In augustus 1968[3] was ik op zakenreis in het buitenland. Toen ik terugkwam veroordeelde ik tijdens een openbare bijeenkomst de bezetting door het Russische leger. Ik zei dat ik het een schending van het internationaal recht vond.

In mei 1971 werd ik daardoor uit de partij verbannen en ontslagen. In die tijd was het officieel niet mogelijk om werkloos te zijn, je kon vervolgd worden voor ‘parasitisme’. Het bouwbedrijf, de hoedenfabriek en houtzagerijen of andere bedrijven hadden geen interesse in een politieke dissident, dus toen werd ik maar stoker in een wijnmakerij voor 930 kronen per maand en op vrijdagen kreeg ik een liter wit. Al na een maand werd ik echter ontslagen en heb toen maar een baan aangenomen in een magazijn.

czech-secret-police-photo2

Foto uit archief Tsjechische geheime politie
(afgebeelde personen staan los van het verhaal)

Eens op het Wenceslausplein kwam ik een vreemdeling tegen die ik in het buitenland had ontmoet. Hij nodigde me uit voor koffie en een praatje, hij had de opdracht om een dochter-kantoor op te richten in Praag en vroeg me om hulp. Zo kwam ik aan een baan als chauffeur en vertaler, maar vooral als adviseur in handelszaken. (…) Het Beheer van diplomatieke diensten ging achter dit niet-geregistreerde westerse bedrijf aan dat ze op een gegeven moment hadden ontdekt en ze gingen op zoek naar de werknemers. Daardoor werd ik voor geroepen. Ze hadden al mijn referentie brieven erbij gehaald en verweten me dat als ik de bezetting in ’68 niet had afgekeurd, ik ondertussen wel een baan als algemeen directeur had kunnen krijgen. Maar alsnog kreeg ik de stempel in mijn ID en overhandigde dankbaar de fles whisky. (Vanaf dat moment had ik elke keer een jaarcontract, voor een fles drank.) Twee weken later vond ik achter mijn ruitenwisser een oproep om naar het politiebureau op Bartolomějská te komen vanwege een ‘overtreding’. Daar ontving M. mij, gooide de oproep weg en vertelde me dat hij van de StB (Staatsveiligheidsdienst) was en vroeg of ik met ze wilde samenwerken. Ik wilde weten of dat betekent om vrienden te verraden die me een goede anekdote over Husák[4] vertellen. Daar ging het niet om, ze waren van die en die (het nummer weet ik niet meer) dienst die tegen de externe vijand vocht. Waarschijnlijk bedoelden wij allebei een andere. En ik ondertekende de verklaring. Eens per maand had ik een lunchafspraak met een werknemer van de StB in een goedkoop restaurant. De ene keer betaalde hij de lunch en het bier, de andere keer ik. Zo waar ben ik nooit naar een persoon gevraagd. Hij wilde liever onderwezen worden in economische zaken. Af en toe kon ik voor dit ‘werk’ zelfs zakelijk naar het buitenland afreizen. Voor een reis met mijn gezin kreeg ik echter nooit de toestemming, niet eens voor een reisje naar Joegoslavië.

In de herfst van 1988 tijdens mijn maandelijkse gesprek bij de lunch met mijn contactpersoon van de StB heb ik onbedoeld en waarschijnlijk te zorgeloos mijn mening verkondigd dat de socialistische staat niet bang hoeft te zijn voor een externe vijand, maar dat zijn economie zwak en fragiel is en dat die zou kunnen instorten zoals een (ondertussen ouderwetse) tv implodeert. Al een week later was ik opgeroepen voor een afspraak met mijn contactpersoon en nog twee anderen, waarschijnlijk zijn meerderen. Eén van hen had zo’n vervormd hoofd dat hij eruit zag als een misdadiger. Hoe bedoelde ik dat? Waar heb ik die informatie vandaan? Wanneer zou dat gebeuren? Ik verzekerde ze dat het maar mijn eigen inzichten zijn en mijn informatie van onze eigen pers en het socialistische onderwijs komt. Ik had er werkelijk geen idee van, dat het een jaar later uit zou komen en dat mijn contactpersoon mijn gegevens zou vernietigen.

Tegenwoordig kijk ik met zorgen naar de zelfdestructie van de samenleving, nu we onder de leiding van egoïstische politici en sommige media met steeds betere technologie de tak doorzagen van onder de planeet waar we verblijven.

[1] Communistische organisatie voor de vorming van jongeren.

[2] Vernoemd naar de schrijver Fučík die door het communisme werd bewonderd. De insigne werd uitgereikt aan jongeren die voor het bijbehorende literatuurexamen slaagden.

[3] In augustus 1968 vielen Russische legers Tsjechoslowakije binnen om het communistische regime te herstellen na de vrije periode van de Praagse lente.

[4] President van Tsjechoslowakije in 1975-1989.