In de DDR-tijd stond de Oost-Berlijnse voetbalclub 1. FC Union Berlin bekend als anti-Stasi. Luidkeels zongen de supporters in het stadion ‘Die Mauer muß weg’. 25 jaar na de val van de muur houdt de club koppig vast aan zijn imago van luis in de pels. Maar nu strijden de supporters tegen Red Bull, in plaats van tegen de geheime dienst. Alles voor Union.
Diep in Oost-Berlijn, in de wijk Köpenick, maken de spelers van FC Schluckauf ’82 zich op voor een wedstrijd tegen team Hobelbank. In de stromende regen nemen ze hun tactiek door. Een handjevol bekenden heeft zich verzameld om de wedstrijd in de dugout te bekijken.
Schluckauf ’82 is een supportersvereniging: Alle leden zijn vooral fan van de profvoetbalclub 1. FC Union Berlin. Er zijn wel tachtig van dit soort verenigingen, vertelt Schluckauf ‘82-trainer en oprichter Frank Völker (54). Hij staat naast het doel. Zijn jongens wonnen dit jaar de competitie van alle supportersverenigingen. Ze werden gehuldigd in de Alten Försterei, het stadion van. 1. FC Union Berlin. Een fantastische eer: “Ze werden onthaald als ware profi’s.”
Het stadion is een bijzondere plek voor de supporters. In 2008 werd het compleet gerenoveerd door de fans zelf omdat de club in financiële problemen verkeerde. De fans staken bij elkaar zo’n 140 duizend uur in de bouwwerkzaamheden. Völker: “Iedereen hier heeft meegebouwd aan het stadion. Ik ken mensen die zelfs hun baan tijdelijk op hebben gezegd.” Vervolgens kochten de supporters het stadion: ieder lid stak er 500 euro in.
Het is een echte arbeidersclub, zegt Völker. Net als dat Köpenick een echte arbeiderswijk is. Hier vind je geen sojaburgers en café Lattes zoals in sommige hippe delen van Oost-Berlijn. De club voelt als een familie. Als Union gewonnen heeft krijg je in ieder café in de buurt van het stadion een gratis biertje, zegt Völker. Ze vieren zelfs samen kerst. Ruim twintigduizend fans komen in het stadion samen om ‘Stille Nacht’ te zingen en ‘O Tannenbaum’. Maar ook het clublied ‘Die Hymne’, gezongen door de Oost-Duitse zangeres Nina Hagen schalt dan – net als bij iedere wedstrijd - door het stadion: Wir aus dem Osten/ geh’n immer nach vorn/ Schulter an Schulter/ für Eisern Union/ Hart sind die Zeiten/ und hart ist das Team/ Darum siegen wir/ mit Eisern Union.
In de DDR-tijd voelden de supporters zich verbonden door hun strijd tegen het communistische systeem. Ze schreeuwden samen anti-Stasi leuzen. “Winnen van BFC Dynamo Berlin – de thuisclub van de geheime dienst – voelde alsof we eigenhandig de muur hadden afgebroken,” vertelt Völker. En dat gevoel verbindt de oude fans nog altijd. Maar voor de jonge fans is de club inmiddels vooral een gewone voetbalclub, vindt Völker. Hij houdt zijn blik strak gericht op het hel verlichte veld. “De jonge supporters, die na de val van de Muur zijn opgegroeid, kennen niet de echte Union-fancultuur. Ze willen vooral vuurwerk afsteken in het stadion en daarna feesten in het café.”
“De jonge supporters willen vooral vuurwerk afsteken in het stadion en daarna feesten in het café.”
Als hij naar een wedstrijd in de Alten Försterei gaat, staat hij nog altijd zij aan zij met de mensen, naast wie hij in 1975 ook stond. “Ik zou niet zeggen dat zij vinden dat de muur weer opgebouwd moet worden, maar er is wel veel op de Oost-Duitsers afgekomen vanaf het moment dat de grenzen werden geopend.” Hij somt op: de problematiek met drugs, prostitutie en buitenlanders. “Allemaal zaken die er voorheen niet waren. De jongeren hebben daar geen idee van. Afgelopen zomer zijn er zelfs Union-fans naar het WK in Brazilië geweest. Dat was ruim 25 jaar geleden nog ondenkbaar. Toch zie ik dat de verhouding tussen Oost en West-Duitsland, na al die jaren, nog steeds scheef is. Er loopt nog altijd een grens: oost blijft arm en het westen is rijk.”
UNION VERSUS DE GEHEIME DIENST
Sinds 1973 is Völker supporter van 1. FC Union Berlin. Een vriend nam hem na school een keer mee naar een wedstrijd. Vanaf dat moment was hij iedere week in de Alten Försterei te vinden. Völker: “Gelukkig heeft hij mij niet meegenomen naar BFC Dynamo, misschien was ik dan wel een Dynamo-fan geworden.” Hij lacht om zijn eigen grap. In de DDR-tijd bestond er een hevige rivaliteit tussen BFC Dynamo Berlin en 1. FC Union Berlin. Voorzitter van BFC Dynamo was Erich Mielke – ook hoofd van de Stasi. Op allerlei manieren zorgde hij ervoor dat BFC Dynamo jaar na jaar de DDR Oberliga won: scheidsrechters werden omgekocht en bedreigd, goede spelers werden weggestuurd bij andere clubs en ‘delegiert’, zoals dat heette, naar Dynamo. En mocht het gebeuren dat 1. FC Union voorstond, werden er gerust nog tien minuten extra aan het spel opgeteld, vertelt de trainer.
De mooiste wedstrijd die Völker zag was die in 1976: 1. FC Union Berlin won toen – wonder boven wonder – van BFC Dynamo. “Ze hebben alles geprobeerd: verlenging, strafschoppen, maar het heeft niks uitgemaakt.” Dynamo kon daardoor niet meer, zoals ieder jaar gebeurde, kampioen worden. Völker: “Dat op zichzelf gold al als een misdaad tegen de staat.” Hij herinnert zich dat ze met zo’n 20 duizend Union-fans door de Friedrichstrasse liepen, vlak langs de muur. Völker: “Het was zo’n enorme overwinning: we hadden gewonnen van het systeem.”
“We hadden gewonnen van het systeem.”
In de Alten Försterei zag Völker destijds steeds vaker mannen in pak en met stropdas. Het was wel duidelijk dat zij geen fans waren. “Ze maakten foto’s en ze waren er altijd.” Toch weerhield hun aanwezigheid hem er niet van om enthousiast mee te zingen. Wanneer zijn team een vrije trap kreeg, en de tegenstander een muurtje opstelde, riepen de fans: “Die Mauer muß weg, die Mauer muß weg!” Völker: “Of we riepen ook wel: ‘Scheisse Stasi!,’” Völker glimt van trots als hij erover vertelt. “Het ging ons vooral om het provoceren van de politie.” Zijn trainer-assistent staat naast hem en knikt: “Union was een club van rebellen. Net zoals de Rolling Stones.” Völker barst opeens in schreeuwen uit: zijn jongens maken er een potje van tegen Hobelbank. “Verdedigen! Kijk links!” Hij loopt wild heen en weer langs de lijn. Zijn jongens kunnen niet anders dan de benen uit hun lijf rennen op het natte grasveld.
FANS VAN NA DE MUUR
In de rust verzamelen de zes toeschouwers zich in de tl-verlichte container achter het voetbalveld. Die fungeert als kantine. Pakjes shag worden op tafel gelegd, halve liters bier opengetrokken. De vijf mannen – en één vrouw – vertellen graag over hun grote liefde voor Union. Die is oneindig. Ze zijn allemaal fan geworden na de val van de muur.
“Je hoort dat ze echt met hun hart schreeuwen.”
Hoe het precies zat met de club in de DDR-tijd? Daar hebben ze het met elkaar eigenlijk nooit over. Al weten ze door de oudere supporters – die opgroeiden in de DDR – natuurlijk wel dat Union een anti-Stasiclub was. “Die sfeer merk je nog altijd als we tegen Dynamo spelen,” zegt een van de jongens. “Tijdens zo’n wedstrijd overschreeuwen de oudere fans de jonge supporters. Negentig minuten lang wordt er non-stop gebruld. Je hoort dat ze echt met hun hart schreeuwen.” De fans van na de muur vinden dat leuk om te zien, ze doen ook zelf mee. Maar de volgende dag zijn ze Dynamo Berlin alweer vergeten: “Die club stelt al jaren niks voor. Ze spelen in de Oberliga, terwijl wij in de 2. Bundesliga spelen.”
Tobias Ott (26) zit ook in de kantine. Hij is fan vanaf het moment dat hij kan lopen, zegt hij. Tien jaar geleden nam zijn vader – een hardcore Union Berlin supporter uit Köpenick – hem mee naar de bloedbank voor de actie ‘Blüten für Union’. Voor de actie ging Ott zo vaak als hij kon naar de bloedbank. Het geld dat hij ermee verdiende ging rechtstreeks naar Union. De actie was door de fans opgezet om hun club naar de Regionalliga te helpen. Om deel te kunnen nemen moest de club namelijk 1,46 miljoen euro reserve hebben. Dat wilden de fans wel even regelen.
Voor Ott gaat de club voor alles: zeker een paar duizend euro geeft hij per jaar uit aan Union. Hij organiseert het met zijn baantjes zo – hij werkt in de thuiszorg en in de horeca – dat hij niet hoeft te werken als Union speelt. En hij reist het hele land door om zijn club in alle uithoeken Duitsland te zien spelen. Ook híj heeft meegebouwd aan het stadion. Maar dat is niks bijzonders, zegt hij: we hebben hier allemaal meegebouwd. De anderen knikken instemmend.
Met de DDR-geschiedenis van de club heeft hij niet zoveel. Hij is niet zo politiek, zegt hij. Wel is hij fel tegen de trend dat commercie belangrijker wordt dan het voetbal. Daarom deed hij afgelopen september – net als duizenden anderen Union-fans – mee met de actie tegen het team RB Leipzig. De fans van Union protesteerden met hun actie tegen Red Bull, de eigenaar en hoofdsponsor van de club uit de Oost-Duitse stad. In de Alten Försterei hingen spandoeken met teksten als: “In Leipzig stirbt die Fussballkultur”. Bij binnenkomst in het stadion deelden Union-supporters duizenden zwarte poncho’s uit aan hun medefans. De eerste vijftien minuten van de wedstrijd waren de Union-fans – allen zwart gekleed – doodstil. De supporters van RB Leipzig wisten niet wat hen overkwam. Na tien minuten telden de Union-fans af en scandeerden ze: “Eisern Union! Eisern Union!” Het stadion explodeerde, zegt Ott.
De club laat zich er op voorstaan dat ze niet afhankelijk zijn van één geldschieter, zoals bij RB Leipzig. Daarbij heeft Union een reputatie hoog te houden: zo schoof de club in 2009 zijn belangrijkste sponsor ISP aan de kant omdat de manager een Stasi-verleden bleek te hebben. Völker: “Je kan als club geen handel drijven met iemand die tien jaar lang bij de Stasi heeft gezeten. Geld is voor Union minder belangrijk dan de geschiedenis en ons imago.” Pikant is wel dat toen in 2011 bekend werd dat hun eigen bestuursvoorzitter Dirk Zingler, ook bij de Stasi had gezeten, hij toch mocht aanblijven. Völker: “Zingler had drie jaar bij de Stasi gezeten. Maar dat was omdat hij wilde studeren: je mocht pas studeren als je achttien maanden had gediend. Maar Zingler heeft de afgelopen jaren zoveel goeds voor de club gedaan. Niemand heeft erover gedacht om hem de laan uit te sturen.”
FC Schluckauf ’82 verliest die regenachtige avond met 3-1 van Hobelbank. Zonde, als kampioen hadden we het veel beter moeten doen, zegt Völker een paar dagen later. Hij zit op het terras van het café Die kleinste Brauerei Deutschlands in Köpenick. Het is twaalf uur ’s middags, Völker bestelt een halve liter kersenbier met chilipeper.
Völker deed ook mee met de actie tegen RB Leipzig: “Na klar,” zegt hij. Alles voor Union. De club wil naar de buitenwereld uitdragen dat ze onafhankelijk zijn van sponsoren. Zo zingt Nina Hagen zelfs in het clublied: Wer lässt sich nicht vom Westen kaufen?/ Eisern Union, Eisern Union! Maar Völker neemt de afkeur van commercie van veel jonge fans wel met een korreltje zout. “Natuurlijk, Union is tot op zekere hoogte anti-commercieel. De stadionnaam Der Alten Försterei kan nooit verkocht worden, en het stadion is van de fans.” Maar de ouderen weten inmiddels wel beter, zegt Völker: “Union kan niet bestaan zonder geldschieters. En als Red Bull niet was gekomen, had Leipzig nu geen voetbalteam meer, zo zit het ook gewoon.”
Zonder geld gaat het niet meer, stelt hij nuchter. “De jongeren hebben een tunnelvisie. Ze denken alleen maar: we zijn tegen. Maar ondertussen hebben ze wel een blikje Red Bull in hun handen als ze naar de training komen. Al zijn er trouwens ook wel fanatiekelingen te vinden die geen Red Bull meer aanraken, zij drinken andere energiedrankjes.”
WERKEN IN DE UNION- BENZINEPOMP
In de helverlichte benzinepomp Zapfstelle 1. FC Union Berlin, vlakbij station Schöneweide – ook in Köpenick – staat Daniel Zwick (29) achter de toonbank. Hij drinkt sinds de actie tegen RB Leipzig in september van dit jaar geen Red Bull meer. Al verkoopt hij het nog wel. Zijn dienst is net begonnen. Het is half tien ’s avonds, hij moet nog tot vijf uur vanochtend. En dat doet hij vijf nachten in de week. Het is niet anders, zegt hij, en haalt zijn schouders op. Zwick: “Ik wil hier nou eenmaal werken. Bij welke andere werkgever kan ik acht uur lang in een Union-t-shirt staan?” Het is een droombaan voor hem, al moet hij er veel voor opgeven. “Ik zie nauwelijks daglicht en ik verdien volgens mijn vrienden weinig, maar je moet wat voor je club over hebben.”
Een voetbalclub met een eigen benzinepomp. Overal staan ‘Union-slogans’. Boven de koeling met frisdranken is het bekende ‘Eisern Union!’ te lezen. In de winkel vind je, naast tijdschriften en snacks ook Union-t-shirts en vlaggetjes. Er hangen zwart-wit foto’s van bekende spelers uit vervlogen tijden, en op een scherm komen alle hoogtepunten van de club voorbij. Bij de kassa kun je kaartjes kopen voor de Union-wedstrijden. Je zou denken dat het geld van de mensen die hier komen tanken rechtstreeks naar de voetbalclub gaat.
Zwick: “Dat denken de fans ook, ze rijden vaak speciaal een blokje om, zodat ze hier kunnen tanken om hun club te ondersteunen. Al zijn er trouwens ook mensen die juist om die reden een andere benzinepomp zoeken. Alleen, deze benzinepomp is niet van Union. Maar van Total, en zij sponsoren Union.
Zwick was vier toen de muur viel. Hij kan zich er niks meer van herinneren. Maar zijn moeder vertelt hem wel eens over die tijd. Ze werkte als verkoper bij een slagerij in Köpenick. “Ze zegt dan: ‘Het was heus niet alleen maar slecht. We kregen allemaal een opleiding, werk en een huis.’”
Wat zijn eigenlijk zijn dromen voor de toekomst? Hij hoopt dat hij de Lotto wint, zegt hij lachend. Dan serieus: hij is van plan om nog zo lang als het kan in de Union-benzinepomp te werken. Het is zijn droombaan. Hij hoopt wel dat hij minder nachtdiensten hoeft te draaien: “Dit houd ik nog maximaal vier jaar vol; die nachtdiensten breken mij al een jaar lang op.” Hij is even stil. Het is zijn echte droom om een keer naar Amerika te gaan, en daar de Route 66 af te rijden. “Maar als ik daar geen geld voor heb, ben ik ook blij als 1. FC Union Berlin eindelijk een keer in de 1. Bundesliga komt.”