Alfonso Natella (1945), Italië. Fiat Mirafiori, Turijn, 29 mei 1969.
“Ik emigreerde naar het noorden samen met zo ongeveer iedereen die ik kende. We konden niet anders. In het zuiden had je behalve je moeder en de zee, louter armoede en werkeloosheid. Ik had peren geplukt, perziken geoogst, dozen tomaten gesjouwd. Zwaar werk van soms wel veertien uur per dag, maar niet genoeg om van te leven.
“Fiat was als het beloofde land. Het mythische, grote Fiat. Daar zou alles anders zijn.
“Wat een desillusie. Met z’n honderden stonden we aan de assemblageband. Geen mensen, maar nummers. Het werk was nog zwaarder dan ik gewend was. Ik logeerde bij mijn zus, maar veel arbeiders sliepen op het treinstation: de Turijners weigerden een kamer te verhuren aan ‘zuiderlingen’ zoals wij. Op een dag kwam ik op de interne verpleegafdeling: het leek wel een veldhospitaal! Overal gewonde arbeiders. Blijkbaar voerden we oorlog, maar voor wie?
“Bij de poorten stonden studenten, ze deelden flyers uit en zeiden dat wij werden uitgebuit – dat wisten we zelf ook wel. Hoewel ik niks met die types had, besloot ik hun bijeenkomst te bezoeken. Tot mijn verbazing waren er daar meer zoals ik: arme sloebers uit het zuiden die er genoeg van hadden gecommandeerd te worden. We besloten tot een wilde staking.
“Op de dag van de staking nam ik in een impuls een groot karton mee met daarop de woorden ‘Potere Operaio’ (‘Arbeidersmacht’, red.). De bewaker hield me tegen en wilde me naar de bazen brengen. Ik deed alsof ik gedwee meeging, maar trok hem plotseling aan z’n stropdas en gaf hem een paar rake klappen. Ik vond dat hij geen recht had om mij te commanderen. Om me heen gejoel.
“Het was een spontane actie, maar er zat wel degelijk een idee achter: ik wilde een daad stellen, omdat ik stiekem bang was dat er niemand zou meedoen aan de staking. Ten overstaan van iedereen had ik daarom mijn baan op het spel gezet voor onze strijd. Zo wilde ik laten zien dat er belangrijker zaken bestaan dan geld: waardigheid.
“We waren met een man of tachtig man. Eigenlijk was het simpel: iedere assemblagelijn had een knop die de lopende band kon stopzetten. Het lukte ons alle assemblagebanden stil te leggen. Niemand werkte die dag. Voor even waren de rollen omgedraaid: wij arbeiders hadden de macht, de bewakers waren bang voor óns.
“Het was het begin van de grote arbeidersstrijd bij Fiat. Zelf werd ik meteen ontslagen.
“Het ging om hogere lonen en kortere werktijden ja, maar bovenal pikten we het niet om de ‘minderwaardigen’ te zijn. Een arbeider is evengoed een mens! Het gevoel dat ik in staat was een nationale kapitalistische mythe te verlammen, is me mijn hele leven dierbaar geweest.”
Hete Herfst
In de ‘hete herfst’ van 1969 gingen miljoenen arbeiders in Italië in staking. Ze voelden zich geïntimideerd en vernederd door hun meerderen, en uitgebuit door het moordende tempo in de fabrieken en de slechte arbeids- en leefomstandigheden. De stakingen werden vaak buiten de vakbonden om georganiseerd. Links-radicale studentengroepen sloten zich aan bij de arbeiders om hen te helpen zich te organiseren en doelstellingen te formuleren; zij hoopten op een sociale revolutie.
De ‘hete herfst’ werd ingeluid door stakingen bij Fiat Mirafiori in Turijn in mei 1969 en culmineerde in juli in een groot gevecht tussen demonstranten en de politie. Uit de studenten-arbeidersbeweging in Turijn kwamen de radicaal-linkse groepen Potere Operaio en Lotta Continua (‘Voortdurende Strijd’) voort. In de jaren ’70 verhardde de strijd en voerde de communistische Brigate Rosse links-terroristische aanslagen uit.