Mirka Chojecki-Nukowska (1955), Polen, 1980-1983
“Laat ik vooropstellen: ik was geen held, ik begaf me enkel in hun kringen. Op één van de studentenfeestjes was ik verliefd geworden op de broer van één van de beroemdste dissidenten van Polen. Mijn zwager heeft KOR opgericht, het Comité ter Verdediging van Arbeiders. Later is daaruit de vakbond Solidarnosc voortgekomen. Met zijn ondergrondse uitgeverij publiceerde hij verboden boeken en brochures over burgerrechten.
“Mijn man hielp hem door papier en inkt te smokkelen, en het drukwerk te verspreiden. Toen vakbond Solidarnosc werd opgericht, ging hij daar werken. Het was een euforische tijd, de regering kwam zelfs tegemoet aan de eisen van Solidarnosc. Maar tijdens de Staat van Beleg werd alles teruggedraaid, mijn man werd gearresteerd. De autoriteiten hebben ons toen voorgesteld te emigreren, om van ons af te zijn. ‘Absoluut niet’, zei ik. Polen was óns land. Ons zouden ze niet wegkrijgen.
“Het kleine weerstandje was een statement – maar wel subtiel. We speldden het op als broche, als teken dat we ons verzetten. Ik had een hele doos: voor iedere jurk een andere kleur. Sommige mensen droegen hem openlijk, maar je kon hem ook snel onder je kraag verstoppen. Het was gevaarlijk als de verkeerde persoon hem zag, het kon je bijvoorbeeld je baan kosten. Maar het was ook een opluchting als je hem bij iemand ontdekte: dan wist je dat hij aan ‘jouw kant’ stond. Zo hielden we de hoop onder elkaar levend.
“Uiteindelijk besloten mijn man en ik toch Polen te verlaten. We hadden drie kleine kinderen, de winkels waren leeg. Met zijn beruchte achternaam kon mijn man geen baan meer vinden. Bovendien werden we steeds vaker gecontroleerd, zo waren er de onaangekondigde ‘bezoekjes’ van een buurman die politieagent was.
“Ik deed het voor mijn kinderen. Ze mochten niet opgroeien in een land van leugens, angst en achterdocht. Ik wilde dat het eerlijke, rechtvaardige mensen zouden worden, maar juist dat soort mensen kon het hoofd in Polen niet boven water houden. Ik huilde zeven maanden, toen vertrok ik. Het voelde alsof mijn weerstand gebroken was.”
Solidarnosc
Op 14 augustus 1980 brak in de Lenin-scheepswerf in Gdansk een staking uit, die zich al snel uitbreidt naar andere bedrijven. Na twee weken kondigt leider Lech Walesa aan dat de communistische regering de 21 eisen van de stakers hebben ingewilligd – een ongekende overwinning. Hiermee wordt het bestaan van de net opgerichte onafhankelijke vakbond Solidarnosc erkend. Een periode van vrijheid en optimisme brak aan. Zo’n 10 miljoen Polen sloten zich aan bij Solidarnosc, die zich ontpopte als een verzetsbeweging voor burgerrechten. In de nacht van 13 op 14 december 1981 maakte de communistische regering hieraan een einde door de Staat van Beleg af te kondigen. Duizenden vakbondsleden en activisten werden zonder proces gevangen gezet, of vermoord.