In het Tsjechoslowakije van na de Tweede Wereldoorlog werd alles en iedereen in de gaten gehouden. Er hingen camera’s en werkelijk iedereen kon een verklikker zijn. Van kinds af aan wist je dat je maar beter niemand kon vertrouwen. Het leven in zo’n systeem verandert je voor altijd, weet Richard Ernest (1938). Ernest was journalist en verhuisde naar Nederland om hier als correspondent te werken. Hij woont met zijn vrouw in de Bijlmer in Amsterdam.
Communistisch Tsjechoslowakije
Na de Tweede Wereldoorlog was Tsjechoslowakije het enige land onder Sovjet-invloed, waar een meerderheid van de bevolking zelf voor het communisme gekozen had. Al snel ontstond er een politiestaat met strafkampen en gevangenissen waarin gemarteld werd. Rond 1967, onder Alexander Dubček, brak een periode van relatieve vrijheid aan. Aan deze Praagse Lente kwam een abrupt einde toen 450.000 Warschaupact-troepen het land binnenvielen met tanks om ‘orde op zaken’ te stellen. Er brak een periode aan van totale apathie onder de bevolking, totdat een groep dissidenten rondom dichter en toneelschrijver Václav Havel in de jaren tachtig steeds meer invloed kreeg. In 1989 gingen de Tsjechen en Slowaken massaal de straat op. Symbolisch rinkelend met sleutels eisten ze tijdens deze Fluwelen Revolutie een einde aan de dictatuur. Václav Havel werd met zijn kunstenaarsvrienden op het zadel gehesen en organiseerde de eerste vrije verkiezingen.