Constantin Jinga, Roemenië, 17 december 1989
“Twee linies soldaten versperden ons de weg. Ze droegen machinegeweren. Een demonstrant vroeg: ‘Gaan jullie echt schieten? Jullie zijn toch ook Roemenen, gaan jullie schieten op jullie moeders en broers?’ Ik was met een vriendin, naast ons stond een oude man en een moeder met haar dochtertje op de arm.
“Die vriendin had me midden in de nacht gebeld: ‘Er staan hier op het plein honderden mensen te schreeuwen om vrijheid. Het is niet te geloven!’ Om vijf uur ‘s ochtends hield ik het niet meer. In het donker ging ik de straat op en trof een belegerde stad.
“Heel Roemenië wachtte op een ‘vonk’ die dagen, we wensten allemaal maar een ding: een einde aan de dictatuur. We wilden eten, elektriciteit, maar bovenal vrijheid. Het nieuws over de val van de Berlijnse muur in november gonsde door de straten.
“Om negen uur ‘s ochtends moest ik op de universiteit zijn, ik had die dag dienst in de kantine. Mijn ouders kwamen langs, ze waren bezorgd. Ik beloofde ze plechtig die avond om zeven uur thuis te zijn. Natuurlijk spraken mijn mede-studenten en ik maar over één ding: de demonstraties. We moesten wat doen. We maakten serieuze plannen om die nacht het radiostation te bezetten, maar ‘s middags ging ik eerst polshoogte nemen in de stad. Ik hoorde geweerschoten, maar wist zeker dat het losse flodders waren.
“Ik keek de soldaten in de ogen, ze waren nog jonger dan ik, net achttien. Een officier gaf een bevel en ze deden vier stappen – ik heb ze geteld – naar achteren. Ik kon pas geloven dat ze het vuur op ons hadden geopend toen ik de oude man naast mij ineen zag zijgen. Ik duwde de vriendin op de grond en liet me over haar heen vallen. Nog voor ik de grond raakte, doorboorde een kogel mijn schouder.
“Nu kom ik te laat thuis’, was mijn eerste gedachte toen ik bijkwam in het ziekenhuis. De moeder en haar dochtertje hebben het niet overleefd. Ikzelf heb nog steeds last van mijn schouder, maar spijt? Nee, geen moment, nooit! Die dag was één van de mooiste uit mijn leven. Wreed, maar toch zo on-ge-loof-lijk mooi.”
De revolutie tegen dictatorsechtpaar Ceaușescu
De revolutie tegen het Roemeense dictatorsechtpaar Nicolae en Elena Ceaușescu begon op 15 december 1989 in de stad Timișoara. Een confrontatie met leger en ordetroepen mondde uit in een bloedbad waarbij ongeveer honderd burgers omkwamen. Op 20 december schaarde het leger zich aan de kant van de demonstranten, waarop Ceaușescu op 21 december in Boekarest een aanhankelijkheidsbetoging organiseerde die zich tegen hem keerde. Net als in Hongarije in 1956 knipten mensen het communistische symbool uit de nationale vlag. De Ceaușescu’s vluchtten op 22 december per helikopter, maar werden opgepakt. Na een showproces op kerstdag werd het koppel geëxecuteerd. De beelden van hun lijken gingen de hele wereld over. De Roemeense revolutie kostte meer dan duizend mensen het leven.