In de zomer van 2015 werd Otakar van Gemund (46) gebeld door een onbekende vrouw: ‘Hi Otakar van Gemund. I’m from an international company. Look at your display. Do you see where I’m from? I’m calling from Sint Petersburg. Bye now.’ “Ik wist al dat ik werd afgeluisterd, maar dit telefoontje bevestigde dat”, zegt Van Gemund. Hij zit aan de keukentafel van zijn huis in een buitenwijk van Praag. Zijn moeder is Tsjechisch, zijn vader Nederlands. Na zijn eindexamen in de zomer van 1989 - een aantal maanden voor de Fluwelen Revolutie - vertrok hij naar Praag om daar de taal te leren.
Met ontbloot bovenlichaam de vrijheid verdedigen
Eén muur in de keuken is van boven tot onder beplakt met familiefoto’s: Van Gemund met zijn vrouw en twee jonge kinderen, zijn kinderen in de sneeuw, Van Gemund met zijn oudste zoon. Vlak om de hoek hangt een onopvallend krantenknipseltje. Als je goed kijkt is Van Gemund erop te zien met ontbloot bovenlijf. ‘Verdedig de vrijheid’ en ‘Houd moed premier’ staat er in zwarte letters in het Tsjechisch op zijn bovenlichaam. Het was de eerste keer dat zijn actiegroep Omen (vernoemd naar de vrouwelijke actiegroep Femen) toesloeg, vertelt hij niet zonder trots. Het was in 2014, vlak na de annexatie van de Krim. Tijdens een reguliere persconferentie van de Tsjechische premier, die live werd uitgezonden, lieten Van Gemund en een mede-actievoerder hun borst zien. Ze haalden alle journaals. Sindsdien heeft Van Gemund nog talloze keren zijn lichaam ontbloot. Met zijn kale hoofd en zijn spierwitte bovenlijf is hij een opvallende verschijning. “Ik ben inmiddels een oude firma, zoals de Tsjechen dat zeggen. Mijn hoofd is bekend. Daardoor ben ik goed media-voer. En ik geef niet op: hoe moeilijker het wordt, des te interessanter.”
Tot de annexatie van de Krim in 2014 voerde Otakar van Gemund af en toe een eenmalige ‘hobby-actie’ uit, hij had een rustig leven. Hij verdiende zijn geld met vertaalopdrachten en werkte soms als tolk of ‘stringer’ voor Nederlandse media. Maar met de annexatie veranderde dat. “Een paar weken was de bezetting in het nieuws, daarna werd het al gauw doodstil. Er werd hier in Tsjechië zelfs gezeurd over de sancties tegen Rusland, dat het de economie zou schaden. Ik vond dat zo beangstigend: een vreemde mogendheid pikt een stuk land in en er wordt verder nauwelijks over gesproken. Hoe kan dat?” Zijn eerste stap was de Oekraïense vlag en de vlag van de EU boven de deur van zijn huis te hangen. Hij hoopte dat zijn buren zouden volgen, maar het bleef stil in zijn straat. Via Facebook zocht hij naar medestanders. Hij richtte naast Omen ook actiegroep Kaputin op. Met deze groep - met wisselende leden - gaat hij onder meer naar vliegvelden om daar symbolisch te wachten op mensen die in Rusland door de regering van Poetin in de gevangenis zijn beland of op een onverklaarbare manier zijn verdwenen.
Putin van achteren genomen
Bijna drie jaar later kent iedere Tsjech die het nieuws volgt zijn gezicht. De kloof tussen Oost- en West-Europa wordt volgens Van Gemund steeds groter. Hij maakt zich er ernstige zorgen over. De groeiende invloed van Rusland op Europa, en dan met name op Tsjechië, is sterk aanwezig, vindt de in Nederland opgegroeide Van Gemund. Hij ziet het gebeuren, maar niemand doet iets: “De acties die ik organiseer zijn zeer tijdrovend, maar ik moét het wel doen; niemand anders doet het. Ik zie voor mijn ogen hoe Europa uit elkaar valt.” Over de houding van Nederland - bijvoorbeeld als het gaat om het associatieverdrag- heeft hij geen goed woord over: “Nederlanders zijn nog nooit zo egoïstisch geweest als nu. Zelfs als er een vliegtuig vol Nederlanders wordt neergehaald, zijn ze bereid de Russen een ‘plezier’ te doen en tegen het associatieverdrag met Oekraïne te stemmen. Het kan ze allemaal geen sodemieter schelen.”
Als Van Gemund spreekt over Miloš Zeman, de eerste direct door het volk gekozen president van Tsjechië, krijgt hij een nog fanatiekere blik in zijn ogen. Zeman liet zijn campagne mede-financieren door het Russische oliebedrijf Lukoil - al zegt Zeman hierover zelf dat het een persoonlijke donatie was van een van de medewerkers van het Russische bedrijf. Van Gemund stoort zich aan de populistische houding van Zeman en aan de ‘laffe houding’ van het Tsjechische volk. “Er is haast geen protest. De regering is bang om hem een weerwoord te bieden omdat hij rechtstreeks gekozen is door het volk.”
Veel van Van Gemunds acties zijn tegen Zeman gericht. Over twee dagen staat er weer een gepland. Er moet nog ontzettend veel gebeuren en hij is dan ook doodzenuwachtig. “We gaan de Russen hun groene mannetjes teruggeven.” Hij staat op, loopt naar zijn werkkamer, en komt terug met verschillende afbeeldingen van het hoofd van Zeman en Poetin. Ze zijn gifgroen gemaakt. “Deze hoofden plakken we op sekspoppen”, zegt Van Gemund lachend. De groene mannetjes staan symbool voor de Russische soldaten die in groene pakken de Krim innamen. “Als een soort marsmannetjes stonden ze daar ineens.” De groen gespoten opblaaspoppen wil hij over een paar dagen samen met zijn mede-actievoerders van Omen over het hek van de Russische ambassade in Praag gooien. Het finalestuk zijn twee mannelijke sekspoppen van Zeman en Putin, waarbij het plan is dat Zeman door Putin van achteren wordt genomen. Daarna ketenen de actievoerders zich vast aan het hek en ontbloten ze hun bovenlijf.
"Zo, nu kun je de vloer met me schoonmaken"
47 jaar eerder, op 25 februari 1969, loopt de student Jan Zajíc in Praag over het Wenceslasplein met een grijze koffer. Er zit een pollepel in, zijn overhemd, en een stuk of vijf halveliterflessen schoonmaakmiddel - flessen met eenn sticker met een vlam erop. Om hem heen hangt een doordringende chemische stank. Zajíc is opvallend kalm.
Nog geen uur geleden vroeg hij zijn vriend op het station in Praag om zijn rug in te smeren met parketreiniger. Zijn vriend weigerde, dus moest hij het zelf doen. Hij deed er wel een kwartier over, daar op de wc van het station. Toen hij eindelijk klaar was, probeerde hij er nog een grapje over te maken tegen de twee meisjes van zijn school die mee waren. "Zo, nu kun je de vloer met me schoonmaken." Eén van die meisjes had hem kort daarvoor nog huilend gesmeekt zijn actieplan niet uit te voeren.
Op het grote Wenceslasplein heeft hij vrienden achtergelaten. Hij wil nu alleen zijn. Jan Zajíc - 18 jaar, 179 centimeter lang, dun, kastanjekleurig kortgeknipt haar, een blauwe trui, een bruin geruite broek, een grijze driekwartlange jas, een sjaal en bergschoenen - gaat de geschiedenis veranderen. Dit wordt het grootste en belangrijkste wat hij ooit in zijn leven zal doen.
Het liefst had hij het bij het Nationaal Museum gedaan - een symbolische plek op de kop van het enorme Wenceslasplein, de impact zou maximaal zijn - maar dat is dicht. Het plein is druk, vol winkelende mensen en verkeer. Maar bij nummer 39, vlakbij een huishoudwinkel, zit een tunnelachtige doorgang die leidt naar een rustige binnenplaats. Hier kan hij zich voorbereiden.
Brandend lichaam
Rond kwart voor twee 's middags vindt een medewerkster van de huishoudwinkel een lege koffer op het toilet, en een brief die half uit een envelop steekt. Het ruikt er gek, alsof er benzine is gemorst. Ze begint de brief te lezen, en hoort dan geschreeuw. Als ze het binnenplaatsje op rent, ziet ze dat er rook komt uit één van de deuropeningen in het tunneltje. Achter die deuropening is een trap, onderaan de trap ligt het brandende lichaam van Zajíc, naast hem een pollepel.
In het centrum van Praag, op dit symbolische plein, zou Jan Zajíc de ultieme daad van verzet uitvoeren. Met de brandende pollepel als fakkel in zijn hand zou hij, doordrenkt en besmeerd met brandbare stoffen, het Wenceslasplein oplopen om zichzelf daar in brand te steken. Een daad die het hele land aan het denken zou zetten, hoopte Zajíc.
Misschien tochtte het in het tunneltje, misschien deed hij iets klungeligs, maar Jan Zajíc zeeg brandend ineen nog voor hij het plein kon bereiken. "Ik doe het niet omdat ik wil dat mensen om mij huilen, of omdat ik beroemd wil worden, of omdat ik gek ben geworden", schreef hij in de brief die hij richtte aan alle burgers van zijn land. "Ik doe dit om ervoor te zorgen dat jullie je verzetten en jullie je niet laten meesleuren door dictators. (...) Laat mijn fakkel jullie harten aansteken en jullie verstand verlichten. Laat mijn fakkel de weg naar een vrij en gelukkig Tsjechoslowakije verlichten."
“Ik zal het maar gewoon toegeven: We zijn gevlucht."
Van Gemunds ogen lichten op als hij de naam Jan Zajíc hoort. Natuurlijk kent hij Zajíc’s verhaal. Hij zou nooit zo ver gaan voor een actie, maar hij bewondert hem wel om zijn moed. Een ding wil hij zeker weten: hij wordt in dit artikel toch niet vergeleken met Zajíc? Wat hij doet is namelijk veel minder heldhaftig, dus laat dat duidelijk zijn.
Van Gemund was nog niet eens geboren toen Zajíc zijn ultieme daad van verzet uitvoerde. Het land was in de jaren ‘70 en ‘80 - na Roemenië en Oost-Duitsland - een van de strengste communistische dictaturen in Oost-Europa. Zelfs de Sovjet-Unie was in de nadagen van het communisme minder streng dan Tsjechoslowakije. Van Gemund leefde toen nog in Nederland, hij vertrok pas naar Tsjechoslowakijke in de zomer van ‘89. “Toen Oost-Duitsland uit elkaar begon te vallen dacht ik: ‘Ik moet naar Tsjechoslowakije, ik wil zien wat er daar gaat gebeuren.’” Hij deed dit via een studentenuitwisselingsprogramma waar verder geen enkele Nederlander of Tsjechoslowaak gebruik van maakte. Les had hij altijd heel vroeg in de ochtend, of laat op de dag: “Op die manier probeerden ze te voorkomen dat we in contact zouden komen met Tsjechische studenten. De meeste van mijn Tsjechische vrienden leerde ik dan ook pas tijdens de revolutie kennen.”
Aanvankelijk was er van revolutie geen sprake. “Het regime bleef die eerste maanden koppig overeind. Tot 17 november 1989: de dag dat studenten traditiegetrouw een mars organiseerden in Praag voor Jan Opletal. Deze student werd in 1939 door de nazi’s neergeschoten tijdens een studentendemonstratie tegen de Duitse bezetting. Een paar weken later overleed hij. “Ik wist alleen van de officiële demonstratie. Onderweg in de tram merkte ik dat de mensen andere plannen hadden.” De officiële demonstratie werd vrijwel meteen verstoord: “Mensen riepen: democratie, vrijheid! Het was het begin van de Fluwelen Revolutie.
Samen met vrienden uit zijn taalklas liep hij richting het Wenceslasplein. “We werden op weg er naartoe opgewacht door een politiekordon. Aan twee kanten werden we ingesloten, steeds meer werden tegen elkaar geperst.” Wat hij toen deed? “Ik zal het maar gewoon toegeven”, zegt Van Gemund beschaamd. “We zijn gevlucht. Ik deed het in mijn broek van angst.” Met een groepje ging hij een restaurant in. Daar heeft hij gewacht. Van Gemund en zijn vrienden stonden tussen de tafeltjes met dinerende mensen, terwijl een grote groep moedige studenten buiten bleef zitten op straat. Ondanks hun vreedzame manier van actievoeren werden de studenten door de politie afgeranseld met wapenstokken. “In het restaurant hoorden we plotseling een vreselijk lawaai. De politie stond in een klein straatje - de enige uitweg voor de studenten - en hakte op de mensen in.” Na afloop zag Van Gemund bloed op straat, bh’s en kledingstukken: “De ravage was ongelofelijk. Wonder boven wonder is er niemand dood gegaan.”
Nog altijd heeft hij spijt dat hij die dag niet heeft meegedaan met de protesten. Maar vanaf dat moment – de Fluwelen Revolutie duurde bij elkaar ruim een maand – stond hij wel paraat. Het machtsvertoon van de politie kreeg veel kritiek. Drie dagen later gingen de studenten weer de straat op. Het Burgerforum werd opgericht door Václav Havel. Met de dag kwam er meer protest en durfden mensen meer. Van Gemund herinnert zich: “In die eerste week hield het regime nog hardvochtig stand. Zo probeerde de regering te voorkomen dat er informatie naar buiten kwam over wat er zich in Praag afspeelde.” Van Gemund ging daarom het land in om - in gebrekkig Tsjechisch - te vertellen wat er precies aan de hand was in de hoofdstad: “Ik heb voordrachten gehouden in bioscoopzalen vol studenten en middelbare scholieren. Het was een ongelooflijke tijd. Ik wist gewoon: ‘Hier wordt geschiedenis geschreven’. De jaren die volgden met Havel waren gouden jaren. De mensen geloofden dat Europa één kon worden.
Begin '68 verandert alles
Jan Zajíc groeide in de jaren ‘50 en ‘60 in Tsjechoslowakije op met het idee dat iedereen twee 'gezichten' heeft: eentje binnenskamers, en eentje voor de openbaarheid. Thuis in het dorp Vítkov stond vaak Radio Free Europe aan, of Voice of America. Die radiozenders waren verboden, maar als je de verstoringen voor lief nam, waren ze redelijk te ontvangen op de korte golf. Met zijn ouders en zijn oudere broer Jaroslav besprak hij wat ze op de radio hoorden. Maar al van kleins af aan had hij geleerd: niets van wat je thuis hoort, mag je buitenshuis herhalen. Het kan je toekomst beschadigen, zei zijn moeder altijd.
Maar begin 1968 verandert alles. In de Tsjechische communistische partij komt de hervormingsgezinde Alexander Dubček aan de macht, die een nieuwe koers inslaat onder de noemer 'socialisme met een menselijk gezicht'. Sommige Tsjechen mogen naar het buitenland reizen, nieuwe politieke en sociale organisaties worden oogluikend toegestaan, en vooral: de teugels van de censuur worden gevierd. Zajíc weet niet wat hem overkomt. Hij kan naar buitenlandse theaterstukken, hij kan in de bioscoop naar films die eerder verboden waren, en het lijkt wel of er iedere week nieuwe kranten en tijdschriften worden opgericht.
Maar het mooiste vindt Zajíc de discussiebijeenkomsten: overal wordt gedebatteerd. Op de school in Šumperk waar hij studeert en doordeweeks in het internaat verblijft, doet Zajíc mee aan ieder debat dat hij maar kan vinden. Hij schrijft gedichten en pamfletten, en praat met zijn vrienden over grote thema's als democratie. Ze geloven er allemaal in: zij, de jonge generatie, gaan de verandering brengen. Zajíc heeft het gevoel dat alles vleugels heeft. Het is alsof de Praagse Lente iedereen heeft wakker gemaakt.
Fakkel nummer 1
De vreugde duurt maar een paar maanden. Tijdens de nacht van 20 op 21 augustus rijden de tanks van het Warschaupact Praag binnen en slaan de boel kort en klein. De volgende morgen roept Zajícs vader zijn twee zonen bij zich. "Hier, neem wat geld, en vlucht het land uit nu het nog kan." Maar Zajíc peinst er niet over. Hij heeft gezien hoe sterk de hervormingsbeweging is – die laat zich toch niet uit het veld slaan? Dus Zajíc gaat door. Hij kalkt leuzen op gebouwen in Vítkov, en na de zomervakantie probeert hij op school in Šumperk met studiegenoten plannen te maken voor acties tegen de onderdrukker. In het begin steunen ook de leraren het studentenactivisme, maar naarmate de Sovjet-Unie de grip op het land verstevigt, krabbelen ze terug. Met afgrijzen ziet Zajíc hoe steeds meer mensen – eerst de leraren, daarna ook veel leerlingen – zich lijken neer te leggen bij de situatie.
Dan gebeurt er opnieuw iets wat Zajícs wereld op zijn kop zet: op 16 januari 1969 steekt de 20-jarige student Jan Palach zichzelf in brand op het Wenceslasplein in Praag. Hij protesteert hiermee tegen de onderdrukking door de Russen, en noemt zichzelf 'fakkel nummer één'. In een brief eist hij onder andere de opheffing van censuur. Als er niet naar zijn eisen wordt geluisterd, zullen anderen zijn voorbeeld volgen, waarschuwt Palach. Op 19 januari overlijdt hij in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
De daad van Palach lijkt de Tsjechen opnieuw wakker te schudden. Palachs dood brengt tienduizenden mensen op de been in een herdenkingsmars georganiseerd door studenten. Net als in de zomer van '68 wordt het Wenceslasplein het verzamelpunt van iedereen die verandering verlangt. Er zijn protestbijeenkomsten, er worden flyers verspreid en dichters en kunstenaars maken volop werk geïnspireerd door Palach. Studenten organiseren een hongerstaking om de eisen van Palach kracht bij te zetten. Zodra Zajíc erover hoort, neemt hij in zijn eentje de trein vanuit Šumperk naar Praag. Hij kent de studenten niet, maar voelt een sterke drang zich bij hen te voegen – hij wil iets doen.
Dagenlang zit hij met ze op het plein te discussiëren, terwijl ze proberen zich aan het kolenkacheltje te warmen. 's Nachts slapen ze in tentjes. Voorbijgangers bekijken hun spandoeken en prijzen hun actie. Het vriest, maar de studenten koken van binnen, ze hebben vuur in hun ogen. Zajíc weet het zeker: de kracht van het volk is terug. Samen zullen ze strijden voor een vrij land.
Terug in Vítkov vertelt Zajíc zijn ouders over de spandoeken, de kaarsjes en de massale tochten. Nu moeten we doorzetten, desnoods met geweld, houdt hij zijn ouders en oudere broer voor. Op school in Šumperk probeert hij zijn klasgenoten te overtuigen, maar Zajíc heeft het gevoel dat de passiviteit nog groter is dan voorheen. De mensen zijn bang voor de geheime dienst, ze discussiëren en debatteren niet meer. Ze trekken zich terug in hun schulp. Soms zegt hij het gewoon in de klas, zonder blikken of blozen: als er niets gebeurt, moet ik Palach misschien maar opvolgen. Zijn klasgenoten weten niet of ze hem serieus moeten nemen, of moeten lachen om zo'n donkere humor.
Er is een nieuwe vonk nodig, fakkel nummer twee.
De dagen in Praag hebben hem veranderd. Huilend stond hij tijdens Palachs begrafenis tussen tienduizenden onbekenden die óók huilden. Dat moest toch iets betekend hebben? Zajíc weet het zeker: er is nu alleen nog een nieuwe vonk nodig. Die vonk is hij, fakkel nummer twee.
In de afscheidsbrief aan zijn gezin vraagt hij om een begrafenis in Praag, "het zal een manifestatie zijn voor de wereld". Maar zo ver komt het niet. Onder hevige druk van de autoriteiten vindt de begrafenis in Vítkov plaats. Zajícs dood brengt lang niet zo veel mensen op de been als die van Palach. Kranten besteden er weinig aandacht aan - een enkele journalist die er wél over schrijft verliest daardoor zijn baan. "Ik wil veel voor jullie, daarom moet ik ook veel opofferen", had Zajíc zijn familie geschreven. Maar zijn daad werkt op vele manieren tegen hen. Zijn moeder wordt acuut ontslagen, zijn jongere zusje mag niet gaan studeren. Op straat worden de Zajícs niet meer gegroet. De bloemen op zijn graf worden keer op keer gestolen. In Tsjechoslowakije breekt een grauwe periode van 'normalisatie' aan. Het zou nog tot 1989 duren voor het Wenceslasplein weer het epicentrum wordt van een massa die om verandering vraagt.
‘Niemand doet iets’
De opwinding die Van Gemund in 1989 voelde tijdens de revolutie heeft plaats gemaakt voor angst en woede. “Dat veel Oost-Europeanen nu zo fel tegen de komst van vluchtelingen zijn, kun je voor een belangrijk deel wijten aan hun geschiedenis met het communisme”, denkt Van Gemund. “Mensen die in het communisme zijn opgegroeid hebben niet echt kritisch leren denken. Ze zijn gewend aan propaganda.” Hij is even stil. Dan: “Tsjechen zijn vermalen door de molensteen van het communisme. Politici hebben – net als in veel andere voormalig communistische landen – absoluut geen verantwoordelijkheid voor hun daden genomen. Diezelfde politici zijn zo hypocriet als maar kan: met de ene hand bedelen ze om geld bij de EU, met de andere waarschuwen ze het volk voor diezelfde EU.”
Over twee dagen gaat hij zich – als alles goed gaat – vastketenen aan het hek van de Russische ambassade in Praag. Dat vastketenen zal hij doen nadat hij de sekspop met het gezicht van Putin over het hek heeft geduwd. Het idee is dat die met helium gevulde pop als een danser over het gazon zal springen. Aandacht vragen met spraakmakende acties is het enige wat hij kan doen, zegt hij. Hij zal de Tsjechen desnoods iedere dag van de rest van zijn leven laten zien wat actievoeren is: “Ik wil ze laten zien dat wat ik doe, gewoon kan. Het past bij een democratie.” Hij zucht: “Ik ben ook gewoon een moralist, iemand die met zijn vinger wijst. Dat doe ik zeker ook voor mijn eigen gemoedsrust. Als het straks allemaal slecht afloopt, heb ik in ieder geval geprobeerd iets te doen.”